De Vernieuwing: wel of niets doen aan je pensioen?
8 september 2018
Pensioen bij echtscheiding: Nieuwe Wet Verevening en uitspraak Hoge Raad
23 april 2020

Vorig jaar juni is het Pensioenakkoord gesloten tussen vakbonden, werkgeversorganisaties en het kabinet. Hierin zijn ook afspraken gemaakt voor zelfstandige ondernemers waaronder een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers. De Stichting van de Arbeid is gevraagd om hierover advies te geven. Aan de hand van dat advies komt Minister Koolmees van Sociale Zaken naar verwachting nog voor de zomer van dit jaar met een voorstel voor de definitieve invulling.

Stichting van de Arbeid, advies, nog geen wet

De Stichting van de Arbeid (nader aangeduid als Stichting) is een privaatrechtelijk landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in Nederland. In de Stichting zijn vertegenwoordigd VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO (Land- en Tuinbouw Organisaties), FNV, CNV en de VCP (Vakcentrale voor Professionals).

Het adviesrapport dat de Stichting heeft opgesteld, wordt door Minister Koolmees van Sociale Zaken gebruikt om nog voor deze zomer, met een voorstel te komen voor de definitieve invulling van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. De ideeën in het adviesrapport zijn dus allemaal onder voorbehoud. Wel zijn deze opgesteld door alle belanghebbenden (werkgevers en werknemers) samen en geven dus wel duidelijk richting voor de nieuwe aanstaande wetgeving.

Verleden en heden

Nederland heeft in het verleden een lange tijd een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering gekend. Vanaf 1976 werden alle werkenden beschermd door de AAW (Algemene Arbeidsongeschiktheidswet). In 1998 kwam er een aparte wet voor zelfstandigen, de WAZ (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering voor Zelfstandigen). Vanaf 1 augustus 2004 is de toegang tot deze wet gesloten en vanaf dat moment kunnen zelfstandigen zich op drie manieren verzekeren:

  1. Door middel van een private verzekering, collectief of individueel, bij een private verzekeraar;
  2. Startende ondernemers, die niet voor een private verzekering in aanmerking komen, kunnen binnen 15 maanden na het zelfstandig worden, gebruik maken van een private vangnetverzekering;
  3. Ondernemers die starten vanuit een dienstverband (of uitkeringssituatie op grond van een werknemersverzekering), kunnen hun verplichte verzekering voor de Ziektewet en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) vrijwillig voorzetten bij het UWV.

Waarom een verplichte verzekering?

Na afschaffing van de WAZ in 2004, is het aantal zelfstandigen fors gegroeid, berichten laten zien dat er op dit moment meer dan 1 miljoen zelfstandigen in Nederland zijn. Daarnaast is volgends de Stichting, de verzekeringsgraad van deze groep zelfstandigen fors gedaald. De verwachting is, dat deze verzekeringsgraad de komende jaren nog verder zal dalen. De redenen om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten zijn o.a. de hoge premie, het treffen van andere financiële voorzieningen, het weigeren van een verzekering door medische acceptatieproblemen en de leeftijd van de zelfstandige. Daarom wil de overheid, zoals afgesproken in het Pensioenakkoord, dat er voor alle zelfstandigen een betaalbare en toegankelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering beschikbaar komt.

 Voor wie geldt de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering?

In de volksmond en pers, is er onduidelijkheid voor wie de verzekeringsplicht gaat gelden, alleen voor de zzp’er (zelfstandige zonder personeel) of voor alle zelfstandigen.

In het adviesrapport is hierover meer duidelijkheid gekomen. Een zelfstandige wordt als volgt gedefinieerd:

  1. Zelfstandige ondernemers zonder personeel (zzp’ers) met winst uit onderneming
  2. Beroepsbeoefenaren met resultaat uit overige werkzaamheden
  3. Directeur-Grootaandeelhouders (DGA) zonder personeel
  4. Meewerkende echtgenoten

 

Dit betekent dat zelfstandigen met personeel, uitgesloten worden van de verzekeringsplicht. Ook DGA’s met personeel worden uitgesloten maar DGA’s zonder personeel niet.

Hoogte van verzekerd bedrag

Vanwege de grote mate van diversiteit van de zelfstandigen populatie, is het wenselijk volgends de Stichting, een verzekering aan te bieden die maatwerk mogelijk maakt. Door een basisverzekering voor te stellen, zonder premiedifferentiatie per beroepscategorie, wordt deze betaalbaarder dan een private verzekering. Door uit te gaan van een basisbedrag, dat voldoende is voor levensonderhoud, kunnen zelfstandigen die meer verdienen, zelf bepalen dit wel of niet te verzekeren

De standaard verplichte verzekering heeft een verzekerd bedrag van 70% van het laatst verdiende inkomen. Het maximum verzekerd inkomen is € 30.000,-. Dus de maximale uitkering is € 1.650,- per maand (minimumloon). Het betreffen allemaal bruto bedragen.

Premies en belastingheffing

De premies zijn nog niet bekend. Er is een inschatting gemaakt van de te verwachten premie. Deze bedraagt ca. 8% van het inkomen. Het inkomen waarover premie wordt geheven, wordt gemaximeerd op € 30.000,- bruto per jaar. De premie is dus maximaal ca. € 200,- per maand.

De belastingdienst zal in de aangifte inkomstenbelasting deze belasting bepalen en heffen over de winst uit onderneming en/of het resultaat uit overige werkzaamheden.

Er is geen sprake van een franchise, zoals bij de vroegere verplichte verzekering op basis van de WAZ wel het geval was. Ook betalen alle ondernemers, ongeacht het beroep, hetzelfde premiepercentage.

Wel wordt de middelingsregeling, zoals ook destijds bij de WAZ van toepassing, weer van toepassing. Het inkomen van een ondernemer kan immers door de jaren heen sterk fluctueren. Als het inkomen gemiddeld, over de afgelopen drie jaren, lager is dan het inkomen in het referte jaar, mag voor de premiebepaling worden uitgegaan van het laagste bedrag.

Startende ondernemers hebben alleen recht op een uitkering bij arbeidsongeschiktheid, als ze ook daadwerkelijk inkomen hebben gegenereerd. Er wordt gekeken naar het inkomen vanaf startdatum onderneming tot datum van arbeidsongeschiktheid.

Wachttijd / eigen risico

Er wordt een standaard wachttijd, ofwel eigen risico, voorgesteld van 1 jaar. Gedurende het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid vindt dus geen uitkering plaats. Hiervoor dient een zelfstandige zelf een voorziening te treffen. Wel is er een mogelijkheid om te kiezen voor een kortere wachttijd van een half jaar, of een langere wachttijd van 2 jaar.

Looptijd uitkering / eindleeftijd

Er is voor gekozen, de uitkeringsduur gelijk te stellen aan de uitkeringsduur bij een WIA-uitkering. Dit betekent dat bij arbeidsongeschiktheid, er wordt uitgekeerd tot AOW-datum. Er dient dus ook premie te worden betaald tot AOW-datum.

Arbeidsongeschiktheidscriterium

Ook voor het arbeidsongeschiktheidscriterium, wordt aangesloten op de uitkeringscriteria zoals in WIA-wetgeving vastgelegd. Er wordt uitgegaan van “gangbare arbeid”. Er wordt dus gekeken naar de werkzaamheden die een zelfstandige nog kan uitvoeren, ongeacht de relatie tot eerder werk of opleidingsniveau. Hiermee wil de overheid bevorderen dat er zoveel mogelijk wordt gewerkt. Overigens is dit in schril contrast met private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, waar vaak sprake is van een veel uitgebreidere dekking op basis van “beroepsarbeidsongeschiktheid”.

Bij arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, wordt er ook aangesloten bij de WIA-wetgeving. Er kan sprake zijn van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (WGA) of volledige arbeidsongeschiktheid (IVA). De beoordeling hiervan is exact hetzelfde als nu bij werknemers in loondienst.

Re-integratie

De stichting voor de arbeid adviseert ook een Arbocentrum voor zelfstandigen op te richten om zo effectieve interventies voor herstel- en werkhervatting voor zelfstandigen te bewerkstelligen. De kosten hiervoor worden gefinancierd uit de premie-inkomsten.

De re-integratie activiteiten moeten al beginnen gedurende de wachttijd van de verzekering, dus voordat de eigen risicoperiode is afgelopen.

Meer verzekeren is uitsluitend mogelijk bij private verzekering

De Stichting vindt het belangrijk dat zelfstandigen met een inkomen boven de wettelijke verzekeringsplicht van € 30.000,- zich aanvullend moeten kunnen verzekeren. Men vindt het belangrijk dat aanvullende verzekeringen “toegankelijk” en “betaalbaar” moeten zijn. Er is onderzocht of dit ook door het UWV zou kunnen worden uitgevoerd maar dit blijkt tot een premie opdrijvend effect te leiden en tot uitvoeringsproblemen voor de belastingdienst. Daarom is ervoor gekozen, als een zelfstandige boven de wettelijke plicht, een aanvullende dekking wil regelen, dit uitsluitend via een private verzekering kan worden geregeld. Wel worden er afspraken gemaakt, via het Verbond van Verzekeraars, met private arbeidsongeschiktheidsverzekeraars, om minder differentiatie in premies naar beroepsgroepen te hanteren en tot hogere leeftijden te accepteren. Ook wordt er over nagedacht, een onderling waarborgfonds op te richten met een publiekrechtelijke basis maar met een private uitvoering, waardoor er op betaalbare wijze, toch aanvullend privaat kan worden verzekerd.

Hoe aan de verzekeringsplicht te voldoen?

De Stichting vindt dat het onwenselijk is, dat als een zelfstandige aanvullend wil verzekeren, er mogelijk sprake is van twee verzekeringen en dus twee administratiesystemen, twee uitkerings- en re-integratietrajecten etc. Er zou dan een verplichte verzekering bij het UWV en een vrijwillige verzekering bij een private verzekeraar moeten worden geregeld. Daarom is voorgesteld, dat er ook een integrale private verzekering mag worden gesloten als alternatief voor de publieke verzekering. Er is een toetsingskader geformuleerd op basis waarvan kan worden bepaald of een private verzekering voldoet aan de verzekeringsplicht. In algemene zin, en op individueel niveau, moet de private verzekering minstens net zo goed worden afgedekt, tot aan AOW-leeftijd, als de standaard publieke verzekering en voor minimaal dezelfde premie. Alternatieve financiële voorzieningen zoals bijvoorbeeld zakelijk of privé vermogen of een partner met inkomen, worden niet gezien als het voldoen aan de verzekeringsplicht.

Met de Belastingdienst is afgesproken, dat verzekeraars jaarlijks aan de belastingdienst doorgeven (via renseignering) welke zelfstandigen een alternatieve verzekering hebben gesloten en wat hun premie was in het afgelopen jaar (zoals nu overigens ook al gebeurd). De Belastingdienst hoeft dan voor deze groep geen premie te heffen. Het ministerie van SZW moet ervoor zorg dragen, dat wordt gecontroleerd of de alternatieve private verzekering ook voldoet aan het toetsingskader.

Geen verzekeringsplicht voor agrarische sector

De Stichting adviseert de agrarische sector, de bedrijven die in de KvK o.b.v. hun sbi-code herkenbaar zijn, uit te sluiten van de verzekeringsplicht. Omdat deze ondernemers levende producten produceren en verkopen, zijn er al per definitie voorzieningen getroffen waardoor zieke en arbeidsongeschikte ondernemers worden opgevangen. In ieder geval voor de eerste twee jaren van ziekte. Overigens is het aan de politiek, om hier wel of niet mee akkoord te gaan.

Overgangsrecht en verwachte ingangsdatum

Voor de zelfstandigen die al een private arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, wordt er de mogelijkheid geboden om deze verzekering te behouden en niet in te stromen in het publieke bestel. Op het moment dat zij deze verzekering opzeggen, of dat deze eindigt voor AOW-leeftijd, stromen ze automatisch in het publieke bestel, of moeten een vergelijkbare andere private verzekering sluiten die voldoet aan het toetsingskader.

Er moet nog in detail een voorstel door het kabinet worden uitgeschreven en nadere wetgeving worden gemaakt. Als deze doorgaat, is de verwachting dat deze ingaat in 2024.

Gemoedsbezwaarden

De huidige volksverzekeringen en werknemersverzekeringen kennen een ontheffing van verzekeringsplicht voor gemoedsbezwaarden. De Stichting stelt voor, hierbij aan te sluiten in het nog op te stellen wetsvoorstel voor de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Iedereen doet mee / toegankelijkheid

In het Pensioenakkoord is opgenomen, dat iedereen zich moet kunnen verzekeren in het publieke bestel. Alle zelfstandigen worden toegelaten, ongeacht beroep, leeftijd of medische situatie. De premie is dan ook niet afhankelijk van het individuele arbeidsongeschiktheidsrisico.

Financiering middels omslagstelsel

Er zal een fonds worden opgericht, waarin de premies inlopen (structurele premie) en ook de uitgaven uit worden betaald (kosten van uitkeringen en re-integratie). Hierdoor zou dit voor de overheid kostenneutraal moeten uitwerken. Dit lijkt op een omslagstelsel. De premies kunnen dus jaarlijks, op basis van “technische resultaten” worden aangepast.

Broodfondsen

Broodfondsen lijken niet te voldoen aan het toetsingskader van de nieuwe verzekeringsplicht. Er wordt immers maar een beperkt aantal jaren uitgekeerd bij arbeidsongeschiktheid. Wel kan het als extra voorziening dienen, in aanvulling op de verplichte verzekering, om bijvoorbeeld het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid af te dekken.

Samenvatting

  • Verplichte verzekering voor zelfstandigen, IB-ondernemers en DGA’s zonder personeel
  • Uitvoering door UWV
  • Private verzekering mag als alternatief dienen
  • Dekking gangbare arbeid
  • Eigen risico standaard 1 jaar
  • Verzekerde uitkering inkomensafhankelijk en maximaal € 1.650,- per maand
  • Eindleeftijd AOW-leeftijd
  • Premie ca. 8% van winst uit onderneming

Drs. Bernard P. Pasveer RPC

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *