Pensioen bij echtscheiding: Nieuwe Wet Verevening en uitspraak Hoge Raad
23 april 2020
Corona en pensioenadvies
23 april 2020

Op 1 juli 2015 werd de Wet pensioencommunicatie ingevoerd. Doel van deze wet was de informatieverstrekking aan (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en gepensioneerden te verbeteren. Op 31 januari 2020 heeft Minister Koolmees twee brieven naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij de Wet pensioencommunicatie en de kwaliteit van de pensioenadministraties evalueert en met aanbevelingen komt waaronder het afschaffen van het verplichte format van Pensioen123 en het UPO (uniform pensioenoverzicht).

Wet Pensioencommunicatie; uitgangspunten

Het belangrijkste doel van pensioeninformatie is steeds geweest dat een deelnemer kan nagaan of er bij pensionering voldoende inkomen zal zijn voor behoud van zijn levensstandaard. In detail zijn in de wetgeving beleidsdoelstellingen vastgelegd zodat een deelnemer weet hoeveel pensioen er kan worden verwacht, dat nagegaan kan worden of dit voldoende is, dat men zich bewust is van de risico’s die worden gelopen in de pensioenregeling en dat er inzicht wordt gegeven in de keuzemogelijkheden van de pensioenregeling.

Daarom heeft de Wet pensioencommunicatie destijds de volgende zaken ingevoerd:

  • open normen “correct, evenwichtig, aansluiten op behoeften en kenmerken van de deelnemer” en “inzichten in keuzemogelijkheden en belangrijke levensgebeurtenissen”;
  • meer ruimte voor digitale verstrekking van informatie;
  • basisinformatie over de pensioenregeling (Pensioen123) op de website van de pensioenuitvoerder;
  • beperking van de verplichte informatie op het jaarlijkse UPO tot de stand van het opgebouwde pensioen;
  • uitbreiding van de functionaliteiten van het pensioenregister (o.a. gevolgen van bepaalde levensgebeurtenissen zichtbaar maken);
  • informatie over koopkracht en risico’s (inwerking getreden op 30 september 2019 en niet meegenomen in deze evaluatie).

Wet pensioencommunicatie; evaluatie

Deelnemers ervaren mijnpensioenoverzicht.nl als het meest nuttig bij het verwerven van informatie en inzicht in hun pensioensituatie. Het UPO en de zogenaamde “mijnomgevingen” van de pensioenuitvoerders, waarin een individuele deelnemer in zijn persoonlijke internetportal, zijn pensioensituatie kan bekijken, dragen hier in mindere mate aan bij. Pensioen123 draagt nagenoeg helemaal niet bij aan de aan de beleidsdoelstellingen van de Wet Pensioencommunicatie zoals destijds geformuleerd.

Pensioenuitvoerders geven overigens aan, dat zij hun eigen informatie (mijnomgeving) effectiever vinden dan de wettelijk voorgeschreven instrumenten zoals mijnpensioenoverzicht.nl, het UPO en Pensioen123.

De kennis van de deelnemers over het eigen pensioen blijkt sterk afhankelijk te zijn van leeftijd, inkomen en levensfase. Voor jongeren is er nog veel te winnen op dit gebied, 55-plussers blijken betrekkelijk veel pensioenkennis te hebben.

Wet Pensioencommunicatie; beleidsvoornemens

De inhoud van de verplichte door pensioenuitvoerder te verstrekken informatie aan hun deelnemers verandert niet. Wel wil de Minister de pensioenuitvoerders meer ruimte geven in de manier waarop de informatie wordt verstrekt. De wettelijk verplichte standaardmodellen m.b.t. het UPO en Pensioen123 hoeven niet meer te worden gebruikt. Een pensioenuitvoerder kan hier zelf invulling aan geven en mogelijk meer maatwerk leveren door de pensioeninformatie passender te maken voor de doelgroep(-en) die zij bedienen. Het blijft overigens wel verplicht de deelnemers jaarlijks een overzicht te verstrekken (pensioenoverzicht) m.b.t. zijn pensioen maar de vorm waarin wordt vrijgelaten. De formats voor het UPO en Pensioen123 zullen wordt geschrapt in de pensioenwetgeving.

Ook gaat de Minister nog onderzoeken, of het mogelijk is “informatie ter beschikking te stellen” in plaats van “te verstrekken”. Hiermee wordt de informatie meer “vraag gestuurd” (vanuit deelnemer, als deze daar behoefte aan heeft) dan aanbod gestuurd (vanuit pensioenuitvoerder, verplicht, op gezette tijden).

Activatie van deelnemers was en is een belangrijk item dat verder moet worden uitgewerkt. Pensioenuitvoerders zouden deelnemers moeten aanzetten, in ieder geval te onderzoeken hoeveel inkomen zij op pensioendatum hebben, en of dit voor hen voldoende is. In overleg met marktpartijen zullen hieromtrent later nog ideeën over worden uitgewerkt.

Het pensioenregister blijkt op dit moment het belangrijkste middel te zijn voor deelnemers om inzicht te krijgen in hun pensioensituatie. Er zal nog worden onderzocht, of het mogelijk is ook derde pijler voorzieningen (zoals lijfrente) op te nemen in het pensioenregister.

Kwaliteit pensioenadministraties

De Minister is naar aanleiding van berichtgeving in de media (Nieuwsuur) en op verzoek van het kamerlid Van Brenk (50PLUS) in gesprek gegaan met de pensioensector over de kwaliteit van pensioenadministraties bij pensioenuitvoerders. Blijkbaar worden er nogal wat fouten gemaakt in de weergave van opgebouwde pensioenrechten.

Een continue verbetering van de pensioenadministraties is volgens de Minister van groot belang. Niet alleen omdat er incidenten zijn, maar ook omdat we aan de vooravond van een overstap naar een nieuw pensioenstelsel staan (Pensioenakkoord juni 2019). Uitvoerbaarheid van het nieuwe pensioenstelsel is een belangrijk aandachtspunt in de nabije toekomst.

Uit de gesprekken die de Minister met de pensioensector heeft gevoerd, blijken er vier factoren te zijn die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van pensioenadministraties en de gegevenvertrekking aan deelnemers:

  1. Complexe pensioenregelingen en wetswijzigingen (overgangsrechten, uitzonderingsbepalingen, met terugwerkende kracht doorvoeren van wijzigingen, etc.);
  2. Historische brondata (brondata soms lastig controleerbaar doordat oud, zoals zegel- of stempelsystemen, microfiches etc.);
  3. Gegevensinstroom (zorgen over incasso van premies en deelnemersgegevens i.v.m. opsporen ondernemingen die al dan niet verplicht aangesloten zouden moeten zijn bij bedrijfstakpensioenfonds);
  4. Kwaliteit van administratiesysteem (zoals onvoldoende toekomstbestendige ICT-systemen met te veel noodzakelijke handmatige bewerkingen).

Pensioenuitvoerders hebben zelf allerlei acties opgezet om hun pensioenadministraties te verbeteren. Dit is een continu proces, en zal blijven doorlopen. De Minister heeft los hiervan, met de sector de volgende actiepunten besproken. Pensioenuitvoerders zullen specifieke onderzoeken doen naar de risico’s die er bestaan in hun eigen pensioenadministraties en onderzoeken welke maatregelen er noodzakelijk zijn deze risico’s te beheersen. Ook is de gegevensinstroom inmiddels als een specifiek aandachtspunt voor pensioenfondsen benoemd en wordt onderzocht welke verbeterpunten hier nog mogelijk zijn. Tenslotte is er aangegeven, onderzoek plaats te laten vinden naar datakwaliteit, wendbaarheid van IT-systemen en de naleving van de wettelijke eisen m.b.t. informatievoorziening conform de AFM.

Kamermotie Omtzigt; rechten ontlenen aan UPO

Het kamerlid Omtzigt heeft door middel van verschillende moties verzocht deelnemers rechtszekerheid te bieden over de informatie die zij krijgen m.b.t. tot hun pensioensituatie in de vorm van een UPO. Hij stelde voor deze informatie afdwingbaar te maken. Deelnemers mogen immers vertrouwen op de informatie die zij van pensioenuitvoerders ontvangen en als zij twijfelen aan deze informatie moeten zij geholpen worden zonder dat onnodige juridisering noodzakelijk is.

De Minister heeft aangegeven, dat deze problematiek zijns inziens voor een belangrijk deel samenhangt met de kwaliteit van de pensioenadministraties (zie eerder in dit artikel). Daar zal alle aandacht op moeten worden gericht om de kwaliteit van de pensioeninformatie die wordt verstrekt, steeds verder te verbeteren.

De Minister ziet niets in de door Omtzigt voorgestelde optie, om het UPO voor een deelnemer afdwingbare rechten te geven. Volgends hem is de pensioenuitkering die iemand ontvangt een arbeidsvoorwaarde die afgesproken is tussen werkgever en werknemer en is vastgelegd in de pensioenovereenkomst. Indien een deelnemer volgens een UPO meer zou hebben opgebouwd, dan waar hij volgens de pensioenovereenkomst recht op zou hebben, en hier ook rechten aan kan doen gelden, dan is dit niet wenselijk en zou ten koste gaan van het collectief.

Onderzoek uitvoeringskosten nieuwe pensioenstelsel

De Minister heeft op verzoek van de motie van het kamerlid Omtzigt van dd. 19 juni 2019 PwC een onderzoek laten uitvoeren naar de effecten van de hervorming van het pensioenstelsel (Pensioenakkoord 2019) op de uitvoeringskosten. Ook is gevraagd aanbevelingen te doen voor zo laag mogelijke uitvoeringskosten voor het nieuwe pensioenstelsel.

Allereerst is onderzocht of de uitvoeringskosten niet fors zullen stijgen zoals bijvoorbeeld in Australië en het Verenigd Koninkrijk is gebeurd bij hervorming van het pensioenstelsel. De hoofdconclusie van het rapport is dat dit risico in Nederland niet wordt gelopen omdat er in Nederland sprake is van een grotere mate van kostentransparantie door onder andere het provisieverbod. Daarnaast is het niet de bedoeling in Nederland dat bij de hervorming van het pensioenstelsel, de marktordening in het algemeen, en de verplichtstelling en taakafbakening in het bijzonder, van pensioenfondsen gaat wijzigen. Met andere woorden de verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfondsen staat niet ter discussie.

Wel zijn er enkele aandachtspunten en aanbevelingen om de pensioenbeheerkosten bij de uitvoering van het nieuwe pensioenakkoord zoveel mogelijk tegen te gaan. De belangrijkste is de complexiteit van de (nieuwe) pensioenregeling, hoe complexer, hoe hoger de pensioenbeheerkosten. Dit aandachtspunt zal door de Minister worden meegenomen in de verdere uitwerking van het Pensioenakkoord.

Drs. Bernard P. Pasveer RPC

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *