Staatssecretaris Klijnsma van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op donderdag 8 december 2016 de UPO 2017 modellen officieel goedgekeurd en vastgelegd. Al veel eerder, op 1 juli 2015 is de Wet pensioencommunicatie geïntroduceerd maar wel met een gefaseerde invoer tot in 2017.
UPO 2017
Op basis van artikel 38 van de Pensioenwet dient een pensioenuitvoerder actieve deelnemers in een pensioenregeling jaarlijks te informeren over hun opgebouwde pensioenaanspraken. Dit gebeurd in de vorm van een UPO (uniform pensioenoverzicht) en deze wordt jaarlijks aangepast. Tegenwoordig wordt deze UPO (mits deelnemer daar geen bezwaar tegen maakt) veelal digitaal verstrekt.
Omdat de Staatssecretaris vindt dat deze informatie zo realistisch mogelijk moet zijn, en zo weinig mogelijk kans op teleurstellingen met betrekking tot de omvang en risico’s van de pensioenuitkering zou moeten leiden, worden er een aantal aanpassingen doorgevoerd in het UPO 2017.
Wet Pensioencommunicatie
De Wet pensioencommunicatie is op 1 juli 2015 geïntroduceerd maar wordt, vooral om pensioenuitvoerders ruim de tijd te geven, gefaseerd ingevoerd. Op 1 juli 2016 is Pensioen123 ingevoerd, als vervanger van de startbrief voor nieuwe deelnemers. Ook is het vanaf die datum voor uitvoerders verplicht, bepaalde pensioeninformatie op hun site beschikbaar te stellen voor deelnemers (veelal via portals).
Eveneens is per 1 juli 2016, de pensioenvergelijker geïntroduceerd. Deelnemers kunnen dan zelf, aan de hand van een vragenlijst, bepalen of het verstandig is de waarde die ze opgebouwd hebben in een pensioenregeling bij een vorige werkgever over te hevelen naar de pensioenregeling van een nieuwe werkgever middels individuele waardeoverdracht. Het is de bedoeling dat de deelnemer deze vragen zelf invult maar gezien de aard van de vragen, zal hij veelal hulp inroepen van zijn werkgever, een financieel adviseur of de pensioenuitvoerders.
Pensioenregister “inflatiebestendig”
Tenslotte was een van de uitgangspunten van de nieuwe Wet pensioencommunicatie dat deelnemers graag informatie krijgen over hun toekomstig pensioeninkomen in de vorm van een concreet bedrag. Een nominaal bedrag, zoals nu weergegeven in de huidige UPO’s, geeft echter geen inzicht in de koopkracht en de risico’s van het pensioeninkomen. Van een nominaal bedrag gaat de suggestie uit dat de koopkracht van dat bedrag altijd hetzelfde zal zijn en dat er geen risico’s aan kleven.
Daarom wordt er in de nieuwe UPO’s een uniforme rekenmethodiek gebruikt die drie bedragen gaat opleveren in het pensioenregister: een pensioeninkomen op basis van een “pessimistisch”, een pensioeninkomen op basis van een “verwacht” en een pensioeninkomen op basis van een “optimistisch” scenario.
Bij een uitkeringsovereenkomst, zoals bijvoorbeeld een middelloonregeling, wordt het pensioen daarom gecorrigeerd voor inflatie en dus uitgedrukt in “euro’s van nu”.
Uit rekenvoorbeelden blijkt dan het volgende: een veertig jarige deelnemer die een niet geïndexeerd ouderdomspensioen heeft opgebouwd van € 10.000,- levenslang vanaf 67 jaar, ziet op zijn nieuwe UPO het volgende staan: bij een “pessimistisch” scenario bedraagt uw pensioenuitkering € 5.000,-, bij een “verwacht” scenario bedraagt uw pensioenuitkering € 7.000,- en bij een optimistisch scenario bedraagt uw pensioeninkomen € 9.000,-. In alle gevallen dus een lager bedrag dan in de huidige UPO’s.
Met name in de markt van verzekerde en niet geïndexeerde middelloonregelingen, zullen er veel vragen komen van deelnemers over waarom hun pensioenuitkering achteruit is gegaan. Een verzekerde middelloonregeling biedt immers een gegarandeerde uitkering en kan i.t.t. een fondsregeling niet worden afgestempeld.